Ecce Homo

Het is weer tijd voor een kunstblog, aan het einde van de vakantietijd. Het is misschien niet verbazingwekkend dat ik mij voor dit blog heb laten inspireren door een bijzonder beeldhouwwerk dat Nicole en ik tijdens onze vakantie hebben bekeken.

Saint-Pourçain sur Sioule - luchtfoto


Het plaatsje Saint-Pourçain-sur-Sioule ligt in één van de oudste wijngebieden, in het hart van Frankrijk. Al in de Gallo-romeinse tijd werd er wijn verbouwd en deze beleefde zijn gloriemoment in de middeleeuwen, toen de wijn zijn weg vond naar de tafels van de koningen van Frankrijk. Inmiddels heeft Frankrijk geen koningen meer en is de concurrentie van andere wijnenstreken sterk toegenomen… Tegenwoordig prijst Saint-Pourçain zich gelukkig met de welvaart die de aanwezigheid van drie fabrieken van Louis Vuitton er brengt.

Aan de bouw van de kerk van Saint-Pourçain, de Sainte-Croix, werd in de 12de eeuw begonnen en is, zoals vaak met kerken, in verschillende stadia verlopen. Het gebouw is een ware lappendeken van ingrijpende aanpassingen en verbouwingen die tot in de 19de eeuw voortduurden. Het gebouw werd in 1875 op de monumentenlijst geplaatst.

trappen in de Sainte-Croix in Saint=Pourçain sur Sioule


Aanvankelijk was het de kerk die verbonden was aan de belendende Benedictijner priorij (een tweede vestiging van een klooster). De oude koorbanken boden plaats aan zo’n 50 monniken, die hun sporen in de kerk hebben nagelaten: de uitgesleten traptreden bij de zuidelijke zijdeur, die de kerk ooit met de priorij verbond, herinneren aan hun gedurige kerkgang.

Het is echter niet deze kerk waarover ik wil schrijven. Onze aandacht werd getrokken door een adembenemend beeld van een zittende Christus, met gebonden handen en voeten en met op zijn hoofd een doornenkroon, een zogenaamde "Ecce Homo".
In kerken gaat het niet om de kunst, die staat immers ten dienste van het geloof. Je mag je dus al gelukkig prijzen als er een handgeschreven briefje hangt dat enige informatie geeft. In dit geval: “onbekende meester, laat XVI eeuw”.

Nu wilden we meer weten!

Het bleek aanvankelijk vrij lastig te zijn om iets te vinden. Kennis over de eigen, lokale geschiedenis blijkt vluchtig.  Men weet dat het beeld ooit in een andere aan Sint Joris / Saint George gewijde kerk heeft gestaan - een kerk die naast of nabij de Sainte-Croix was gesitueerd - en dat die kerk later is afgebroken. Mijn zoektocht naar het verhaal van dit beeld heeft mij door een groot stuk van de Franse geschiedenis gevoerd. Dit beeld heeft zo veel meegemaakt…

Maar laten we eerst het beeld beter bekijken.

 

Ecce Homo

Christus is aan handen en voeten gebonden met een dik, stug touw met complexe knopen met lussen, dat afhangt naar de grond. Een prachtige, met brokaat afgezette mantel, die Christus werd omgehangen, is van zijn schouders gegleden en hangt in plooien neer. In bijbelteksten zoals bij Mattheüs is sprake van een scharlaken mantel, bij Marcus en Johannes is er sprake van een purperen mantel. In Exodus 24:10 is blauw de kleur van de hemel en van van de troon van God, (saffier, helder als het hemelgewelf). Het blijft speculeren over waarom de mantel hier donkerblauw (of blauwpurper?) is, maar het zal geen willekeurige keuze zijn geweest.

De kunstenaar is heer en meester over zijn materiaal en beheerst de illusie volkomen. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat dit beeld uit één enorm stuk steen is gehouwen, zo levensecht is het. Op de handen en benen van Christus zijn de aderen onder de huid zichtbaar.


Zoals je wel vaker ziet bij dit soort sculpturen, houdt Christus zijn armen enigszins omhoog om zijn boeien aan de wereld te tonen. Hij houdt het touw elegant tussen zijn vingers. Dit alles is zeer overtuigend weergegeven, het bewijst de grote kwaliteit van deze meester.

Het is een scène uit het lijdensverhaal van Christus. Met de woorden “Ecce Homo” (“zie hier de mens”) toont de Romeinse prefect Pontius Pilatus Christus aan een vijandige menigte, nadat hij hem heeft laten geselen, hij als “koning der Joden” door de soldaten is bespot en ze hem hebben gekroond met een doornenkroon, (Johannes 19:1-5).

Op schilderijen worden de doornenkroning en bespotting vaak gecombineerd. Vanaf de 15e eeuw begon men Jezus echter ook alleen af te beelden, met een (purperen) gewaad, lendendoek, doornenkroon en folterwonden, vooral op zijn hoofd. Op die manier wordt het kunstwerk een devotiestuk, waarbij je je puur op het lijden van Christus kunt concentreren. Zo is ook dit beeld bedoeld. Het beeld is gepolychromeerd (met verf gekleurd) om het een realistisch, levensecht voorkomen te geven. Tot en met het bebloede gelaat van Christus.

Aan de basis van het beeld zien we schedels, een slak en een pad: oude Middeleeuwse doodssymboliek. De pad kan echter ook staan voor wederopstanding. En we zien ook een hagedis, een symbool van licht, en een verwijzing naar de wederopstanding uit de dood. Een zeer pakkend beeld van wederopstanding, bovendien: de hagedis is door de oogkas van een schedel naar binnen- en door het neusgat weer naar buiten gekropen, zoals ook de menselijke ziel het lichaam heeft bewoond en met de laatste adem weer heeft verlaten. (En dat 400 jaar voor Raiders of the Lost Ark).

  

Er zijn ook dobbelstenen te zien, een verwijzing naar de soldaten die na de kruisiging om de lijfrok van Jezus dobbelden. Deze tuniek was uit één stuk, zonder naad geweven en daarom wilden ze het niet in stukken scheuren, (Johannes 19:23-24).

    Ecce Homo sculptuur te Saint-Pourçain - test tbv restauratie


We zien dat men bij wijze van test enige vlakken heeft schoongemaakt. De helft van het gezicht van Jezus en ook een deel van de lendendoek zijn nu ontdaan van de vuile laag waarmee het beeld is bedekt. Dit geeft een indruk hoe het beeld er na schoonmaak uit zou komen te zien.
We zien echter ook enige vlakjes waar men bewust door de verf is heengegaan, tot op het steen. Het leidt wat mij betreft geen twijfel dat de polychromie authentiek is, dus waarom zouden ze - bovendien in het zicht - materiaalvernietigend onderzoek hebben gedaan? Ik houd mijn hart vast wanneer men dit soort restauratiekriebels krijgt, het zou niet de eerste keer zijn dat een kunstwerk door restauratie wordt verpest…


Het is zoals gezegd onbekend welke beeldhouwer het beeld heeft vervaardigd, maar op grond van zijn stijl is een Vlaamse herkomst denkbaar. Volgens een oude ansichtkaart, die de Ecce Homo op een foto uit 1874 toont, is het beeld in Saint-Pourçain nabij de kerk in een oude kelder vervaardigd en in de aan Saint-Georges gewijde parochiekerk geplaatst. Er wordt ook een specifieke datum genoemd waarop het beeld naar de Sainte-Croix werd verplaatst. Omdat deze datum ook in andere bronnen wordt genoemd en dus accuraat lijkt te zijn, is het plausibel dat ook de vroegste informatie over de lokale vervaardiging van het beeld klopt en uit mondelinge overlevering werd opgetekend.

De kunstenaar zal in dat geval zijn met zorg uitgekozen blok steen van elders naar Saint-Pourçain hebben laten aanvoeren, een dergelijk groot en gedetailleerd beeld stelt immers hoge eisen aan het materiaal.

Ecce Homo, Saint-Pourçain sur Sioule, de gebonden voeten van Christus


Het beeld is altijd vermaard geweest en wordt in vele stadsbeschrijvingen genoemd. In 1935 beschrijft een zekere Marcel Génermont, Architecte des Monuments Historiques, het beeld nuffig als “pathetisch en vaardig, maar van middelmatige artistieke kwaliteit”. Dit wordt nog eens herhaald in een beschrijving van M. Batisseur, die stelt dat de kunstenaar veel van zijn reputatie verloren heeft nadat er “echte kenners” (“véritables conaisseurs”) naar zijn werk hebben gekeken. Indien men niet de dikke laag olieverf zou hebben aangebracht, dan zou het beeld meer puurheid hebben, zo stelt hij, er blijkbaar van uitgaande dat de polychromie van latere datum was. “Echte kenners” blijken dat toch vaak niet te zijn.

Oudere beschrijvingen zijn onverdeeld complimenteuzer: in de Dictionnaire universel, géographique, statistique, historique et politique de la France uit 1804 noemt men het beeld, “dat de kunstenaars zelf beschouwen als een meesterwerk van de beeldhouwkunst.” En al eerder, in 1737 schrijft Bruzen la Martiniere in Le Grand dictionnaire géographique, et critique: Men ziet in de kerk van Saint George een Ecce Homo uit één stuk steen, dat de verzamelaars (les Curieux) beschouwen als een meesterwerk van de beeldhouwkunst”.

Saint-George

Tegenwoordig is de herinnering aan de Sint Joriskerk of Saint-George vrijwel geheel verdwenen; de oudste vermelding van deze kerk werd gevonden in een notariële acte uit 1281.

We weten dat er buiten de bebouwde kom van Saint-Pourçain, aan de andere zijde van de rivier de Sioule een vestiging van de Tempeliers gevestigd was.
Deze militaire orde, die ca 1119 op de Tempelberg in Jeruzalem was gevestigd, speelde ten tijde van de kruistochten een belangrijke rol in de verovering en het bestuur van het Heilige Land. De orde, waarvan de leden een gelofte van kuisheid, armoede en vroomheid aflegden, beschikte over een internationaal netwerk en had tal van vestigingen in heel Frankrijk, in de vorm van huizen, hospitalen en commanderijen zoals die in Saint Pourçain; slechts 10% van de leden was onder de wapenen.
Men hanteerde innovatieve financiële technieken, in een vroege vorm van bankieren.
Op instigatie van de Franse koning Phillip IV, die grote schulden had uitstaan bij de Tempeliers, werden in 1307 veel leden van de orde gearresteerd en werd de orde tenslotte in 1312 door de paus opgeheven. Op de avond van 18 maart 1314 werd de laatste grootmeester Jacques de Molay en de leermeester van de orde, Geoffrey de Charney, in Parijs verbrand op het oude Île aux Juifs in de Seine, nu onderdeel van het Île de la Cité niet ver van de Notre Dame.

Het is niet ondenkbaar dat de Tempeliers invloed hebben gehad op de oprichting van de Saint-George kerk in Saint-Pourçain. Zeker is in ieder geval dat de Tempeliers hebben bijgedragen aan de bekendheid in het westen van de soldaatheilige Saint George, patroonheilige van de kruisvaarders. Rond 1280 was de Saint-Georges  parochiekerk van Saint-Pourçain, de Sainte-Croix was voorbehouden aan de Benedictijner monniken van het klooster.

Saint-Pourçain volgens het Registre d’armes of het wapenregister van de Auvergne, door Guillaume Revel aan koning Charles VII, circa 1440-1459. De kerk rechts is de Sainte-Croix, de kerk links zou de Saint-George moeten zijn.

Waarom men aan het eind van de 16de eeuw besloot om onze kunstenaar de opdracht te geven tot het vervaardigen van een Ecce Homo is niet bekend.
Men prefereerde kennelijk een kundige buitenlandse kunstenaar van goede naam. Er moet sprake zijn geweest van een internationaal netwerk waarin onze meester is komen bovendrijven. Een blik op de Franse geschiedenis van die tijd geeft een idee van de motieven die tot deze opdracht kunnen hebben geleid…

Tussen 1562 en 1598 werd Frankrijk verscheurd door acht burgeroorlogen, de “Guerres de Réligion” tussen de katholieke koning en de protestantse Hugenoten. De adel was verdeeld. Pas met de kroning van de protestantse Henry IV als koning van Frankrijk, op voorwaarde dat hij het katholieke geloof zou aannemen, keerde de rust in Frankrijk weer. Gedurende vrijwel al deze oorlogen had Saint Pourçain de kant van de katholieke koning gekozen. Tussen 1583 en 1585 heerste er bovendien bijna onafgebroken een pestepidemie.

Een zekere Père Fodiré beschreef de situatie in Saint-Pourçain in deze tijd: “Zij (de stad) heeft meer te lijden gehad dan welke andere dan ook in het hele land, is veroverd en heroverd, geplunderd en opnieuw geplunderd, door verschillende geloven, en afwisselend door de twee partijen, die zich terugtrokken met al hun rooftocht, en die het zo lang in zoveel wanhoop hebben ondergedompeld, dat het een wonder mag heten dat zij nu nog bewoond is”.

Daarna kende Saint Pourçain eindelijk vrede. Het is mogelijk dat men het lijden van deze stad heeft willen markeren, een gezicht heeft willen geven, in de vorm van het lijden van Christus: een Ecce Homo voor de Saint-Georges…

De roerige periode na de Franse Revolutie (1789) bracht veel veranderingen.
Tijdens de Terreur, de meest gewelddadige periode van de Franse Revolutie, werd de Katholieke kerk door het Revolutionaire bewind vervolgd. Men wilde het Christendom uitroeien, Frankrijk werd ontkerstend. Priesters werden vervolgd en vermoord en kerken werden met geweld en vernieling omgevormd tot "tempels van de rede". De sporen van dit barbarisme kan men vandaag de dag nog in heel Frankrijk aantreffen. Ook in Saint-Pourçain werd de Saint-Croix ontdaan van zijn beelden. De Saint-Georges wachtte een grimmiger lot.

Op de oude ansichtkaart staat expliciet beschreven dat de Ecce Homo op 5 juni 1792 naar de kapel van de Benedictijnen werd verplaatst, de Sainte-Croix. Het was de wagenmaker André Mouraud die het beeld gratis heeft overbracht naar de plaats waar het nu nog steeds staat. Blijkbaar droegen de mensen de Ecce Homo in hun hart en kon het Revolutionaire regime niet alles maken, het beeld werd in ieder geval niet zoals zoveel andere beelden stukgeslagen.

Eén dag erna, op 6 juni 1792, verloor Saint-Pourçain zijn parochiekerk. De Saint-Georges was nu geen kerk meer. Eerst werd het gebouw gebruikt als een graanmarkt, daarna als graanopslag. Later werd het gebouw gesloopt en niets herinnert er aan dat het hier ooit heeft gestaan. Alleen de Ecce Homo is gebleven.

 

Marc Schreuder

 

Augustus 2023

1 reactie

Jan Willem Van der Linden

Dank voor het prachtige verhaal over de geschiedenis van het beeld Ecce Homo in St. Pourcin. We verbleven afgelopen juni in Bayet daar vlakbij. Bij bezoek aan de kerk viel dit beeld echt op, maar ook het prachtige tongewelf van de kerk. Uw verhaal heb ik inmiddels doorgestuurd naar de eigenaren van de chambre d’hote waar we te gast waren. En waar we ook van de lokale wijnen hebben genoten. Met vriendelijke groet, Jan Willem van der Linden, Loenen aan de Vecht

Laat een reactie achter

Opmerkingen moeten worden goedgekeurd voordat ze worden gepubliceerd