HET ZOCHER MES

Na de Mug en het Bavo mes presenteert Schreuder & Kraan het Zocher mes:

Dit Haarlemse mes is vervaardigd uit het hout van een monumentale rode beuk die rond 1800 geplant werd door Zocher op het Staten Bolwerk te Haarlem. Deze boom werd na circa 222 jaar geveld in de storm van februari 2022. Het mes is vernoemd naar de beroemde tuinarchitect Johan David Zocher jr. (1791-1870).


Het Zocher mes heeft de volgende specificaties:

  • Gegraveerd
  • Gewicht: 70 gram
  • Lengte: heft 12 cm, uitgeklapt 22 cm
  • Heft uit beukenhout, lemmet in roestvrij 12c27 staal
  • Leverbaar met rode- of blauwe belijning


Prijs: € 175,00 | Set van 2 messen: € 350,00
Luxe houten kist voor twee messen (11 x 30 x 4 cm) met magneetsluiting: € 30,00

Bekijk hier de Zocher messen

 

Fagus Sylvatica Purpurea

Dit verhaal gaat over het einde van een oude grote rode beuk (Fagus Sylvatica Purpurea) op het Staten Bolwerk in Haarlem. Op 18 februari 2022 is deze boom tijdens de zware storm Eunice omgewaaid en deels in het water van de singel beland.


Deze boom (gemeentelijke registratienummer 27605) had een kroondiameter van maar liefst 15 - 18 meter en behoorde tot een van de laatste bomen die nog stammen uit de tijd dat het stadspark in 1821 werd aangelegd door Jan David Zocher jr. (1791-1870).

Waarschijnlijk was de boom al enkele jaren oud toen Zocher hem in het stadspark liet planten. Hoewel het jaar 1800 als begindatum wordt aangehouden, is dit slechts een benadering, zeker is het niet. Misschien kwam hij uit de boom- en bloemkwekerij “Rozenhage” van de familie Zocher, dat aan de overkant van de Kloppersingel lag.

Echt oude bomen worden steeds zeldzamer. In Haarlem staan nog slechts 11 bomen van 200 jaar en ouder, waarvan er veel op de bolwerken te vinden zijn.

Onze boom was niet meer in goede conditie; hij kwam niet meer vol in het blad. De hitte van de afgelopen jaren, gevolgd door veelvuldige regenval, hebben hun tol geëist. Misschien heeft de verharding van het pad zijn wortels aangetast. Er was ook het vermoeden van aantasting door de honingzwam. Feit is, dat de boom tijdens de storm is geveld.

Discussies in de Gemeenteraad

Al snel daarna begon een meerkoet tussen de takken in het water te broeden, waardoor de boom niet mocht worden verwijderd. Enige tijd later stelde de Partij van de Dieren in een brief aan de Gemeenteraad voor om de boom ter plekke te laten vergaan. De raad verwierp dit idee, aangezien het niet met Zochers opvatting over parkaanleg overeen stemt en dat dit het aanzien van het park drastisch zou veranderen.

In zijn antwoord van mei 2022 kondigde burgemeester Wienen aan dat de karakteristieke boom aan het Staten Bolwerk een tweede leven zou krijgen door circulaire inzet: “Schreuder & Kraan wil herinneringsmessen vervaardigen zoals eerder ook met hout uit de Grote of St Bavokerk is gedaan”.

Boomstronken van de beuk uit het Bolwerk.

Inmiddels is het hout vakkundig verzaagd en gedroogd. De rode beuk van ca 220 jaar heeft de storm niet overleefd, maar leeft nu voort in de messen die uit zijn hout zijn vervaardigd. Met de aanschaf van een Zocher mes verwerft u een object dat nauw verbonden is met de geschiedenis van de stad en zijn beroemde vormgever.


Het stadspark

De opdracht aan Johan David Zocher jr. in de jaren 1821-1822 om het Bolwerk, voorheen onderdeel van de verdedigingswerken van Haarlem, tot een wandelpark te transformeren, was één van de eerste uit de lange- en productieve carrière van deze architect en tuinarchitect.


 De bolwerken van Haarlem

Het proces van modernisering en verstedelijking van Haarlem kwam al aan het begin van de 19e eeuw op gang. Net als in andere steden was er behoefte aan meer ruimte in de overvolle- en, zeker in de zomer, stinkende stad. De oude stadspoorten en -muren waren kostbaar in het onderhoud en werden als belemmerend ervaren. Zodra ze hun militaire functie als verdedigingswerken verloren, werden ze op de meeste plaatsen gesloopt. Zo kreeg de stad lucht en kon ze groeien.

Ook in Haarlem ontstond onder de welgestelde burgerij de behoefte aan groene ruimtes waar men kon ontspannen en wandelen. Het Bolwerk bood hierop het ideale antwoord: een oase van rust te midden van de drukke stad, waar men kon ontsnappen aan de hectiek van het stadsleven.


Zocher

De Duitse familie Zocher was in 1780 naar Nederland gekomen. Johan David Zocher senior kwam uit een familie van hoveniers en maakte hier carrière. Hij werd in 1807 door koning Lodewijk Napoleon tot hofarchitect benoemd, hoewel die positie met de inlijving van ons land bij Frankrijk in 1810, kwam te vervallen. Ondanks deze financiële tegenslag bleef hij opdrachten verkrijgen en wist hij zijn zoon een goede opleiding te geven.

Johan David Zocher jr. (1791-1870) kreeg het vak met de paplepel ingegoten. Dankzij de connecties van zijn vader kon hij In 1809 deelnemen aan de Prix de Paris, een door Lodewijk Napoleon ingestelde prijs. Hij won en kon daardoor twee jaar aan de Ecole des Beaux Arts in Parijs studeren. Daarna won hij vervolgens ook nog een Prix de Rome, die hem naar Rome voerde. Hij zou tussen 1810 en 1814 rondgereizen door Frankrijk, Italië, Zwitserland en mogelijk ook Engeland.

J.D. Zocher jr. door Woutherus Mol (ca. 1820)

Zochers carrière begon onverwacht, met het plotseling overlijden van zijn vader in 1817, tijdens de aanleg van het park Soestdijk. De toen 26-jarige Johan David Zocher jr. mocht deze eervolle opdracht samen met twee studiegenoten afmaken. In hetzelfde jaar vestigde hij zich in Haarlem.

Zocher zou talrijke opdrachten verkrijgen voor parken, gebouwen en begraafplaatsen, zowel in Haarlem als erbuiten. De lijst is lang en bevat vele plaatsen die iedereen wel kent, maar waarvan men zich niet altijd realiseert dat Zocher er de hand in heeft gehad. 

Van de hertenkamp in de Haarlemmerhout, Dreefzicht, het Frederikspark en het Kenaupark tot begraafplaats Akendam waar Zocher zelf ook begraven ligt. Maar ook buiten Haarlem: Elswout, de inmiddels gesloopte Koopmansbeurs in Amsterdam, parken zoals het Vondelpark, het Park in Rotterdam, Diergaarde Rotterdam, landgoed Oosterbeek, de waterpartijen voor landgoed “De Horsten” in Wassenaar, kasteel Oud-Zuilen, de singelplantsoenen in Utrecht, de tuinen van Soestdijk, de Keukenhof, begraafplaats Zorgvliet in Amsterdam en talrijke buitenplaatsen voor vermogende particulieren.

Natuurlijk ondergingen zijn ontwerpen in de loop der tijd veranderingen: de bomen zijn in ruim anderhalve eeuw enorm gegroeid of verdwenen, er is ingegrepen in de beplanting of men heeft de aanleg van zijn wandelpaden veranderd. Maar de structuur van zijn ontwerpen is nog zeker herkenbaar: slingerpaadjes die naar onverwachte vergezichten leiden, ver strekkende waterpartijen die worden omzoomd door lommerrijke boomgroepen. Zocher beheerste zijn vak en het is niet verwonderlijk dat hij de eerste keus was van zijn vele opdrachtgevers.


Natuurbeleving

Als architect was Zocher nog een ware classicist, die in zijn gebouwen de puurheid van de Griekse- en Romeinse bouwkunst nastreefde. In zijn tuinontwerpen liet hij zich echter inspireren door de Engelse landschapsstijl die daar in 1750 tot ontwikkeling kwam en die een zekere “natuurlijkheid” nastreefde. De eerste voorbeelden hiervan duiken rond 1770 in ons land op.

Voorheen had men de reflex om in tuinontwerpen zijn wil op te leggen aan de natuur, door deze te onderwerpen aan een rationele, streng geometrische structuur, zoals bijvoorbeeld bij de tuinen van Paleis het Loo het geval is. De Rede zegevierde en wiskunde wees de weg naar het Goddelijke.

In Zochers jonge jaren was deze stijl echter al op zijn retour. De formele tuinen waren kostbaar in hun onderhoud, maar bovendien ontstond er een ander soort natuurbeleving.
In de Romantiek begon men open te staan voor gevoelens die de natuur in de mens wist op te roepen. In de 17de eeuw had Spinoza al gesteld dat wiskunde niet de enige weg naar het Goddelijke was en dat de wilde, ongekunstelde natuur niet ver van God stond. Dit zou in de 19de eeuw culmineren in het idee van het kathedraal-bos als een plaats van troost, als een tempel van ongekorven hout.

Caspar David Friedrich (1774 - 1840)


Dit gevoel komt bij geen ander meer tot uitdrukking dan in het werk van de Duitse Romantische schilder Caspar David Friedrich. In zijn werken staat de mens in nederige verwondering tegenover de overweldigende, troostrijke Goddelijke natuur.

De tuinen van Zocher waren in wezen een noordelijke vertaling van de liefelijke arcadische landschappen zoals men die op de schilderijen van bijvoorbeeld Poussin en Claude de Lorraine aantrof, een parkachtig landschap met bossen, helder water, vogelzang en een eeuwige zomer.

Plan voor de aanleg van het Prinsen Bolwerk en de oever van de Kloppersingel door J.D.Zocher jr.  - 1821. Noord-Hollands Archief /Beeldcollectie van de gemeente Haarlem, 51897


Het Bolwerk

In zijn plan voor het Bolwerk werden de streng geometrische vormen van de verdedigingswerken  verzacht door de punten van de bastions af te graven. Men streefde naar glooiende, “natuurlijke” lijnen. Een stelsel van slingerende paadjes voert door het park, waarbij zorgvuldig georkestreerde effecten inwerken op het gemoed van de wandelaar: een wandeling over het Bolwerk leidt langs zorgvuldig geplaatste bomen of boomgroepen. Er staan lindes, eiken en beuken, donker gebladerte contrasteert met het invallende zonlicht op open plekken. Het water lijkt oneindig door te lopen, met hier en daar een verrassende blik op een intrigerend klein eilandje. De elementen van het park zijn als de coulissen van een toneelstuk waarin de wandelaar de hoofdrol speelt. 

Het ontwerp van het Bolwerk toont een georganiseerde, idyllische, getemde versie van de natuur. Want eigenlijk stond de mens al eeuwen op gespannen voet met de natuur, die als wild, onberekenbaar en gevaarlijk werd gewantrouwd. In het heidense oerbos met zijn boomverering had men de natuur misschien nog wel omarmd, maar met de komst van de Romeinen was dit verdrongen. Binnen de stadsmuren voelde men zich veilig, daarbuiten heerste de woestenij.

Men moet zich bedenken dat er in de tijd van Zocher weliswaar veel land in gebruik was als landbouwgrond, maar dat ook grote delen van Nederland bestonden uit ontoegankelijke bossen en moerassen en dat de wegen slecht waren. Ons land was eeuwenlang dun bevolkt, pas rond 1880 zou de bevolking boven de vier miljoen uitkomen.

In de praktijk werd de natuur vooral gezien als een onuitputtelijke bron van grondstoffen die naar believen kon worden geëxploiteerd. In de 19de eeuw vielen grote delen van de bossen in Duitsland, Frankrijk en Engeland ten prooi aan een onstilbare honger naar brandstof ten behoeve van de industrie.

Op het Engelse platteland van de 18de eeuw was er door ontbossing een opener - parkachtig - landschap ontstaan, dat men niet langer als bedreigend ervoer en waar men zelfs wel van kon genieten. Het was deze veranderde kijk op de natuur die aan de Engelse lanschapstuin ten grondslag ligt.

De opleving in de Romantiek van de herinnering aan het heidense oerbos werd ook ingegeven door de realisatie dat het landschap, vooral in de tweede helft van de negentiende eeuw, sterk veranderde onder invloed van de industrialisatie.
Uit de parken die Zocher zo kundig heeft aangelegd en die zo populair waren bij zijn opdrachtgevers, spreekt de hunkering naar een verbondenheid met de natuur, terwijl deze al in de tijd van Zocher (en daarvoor) steeds verder werd teruggedrongen.

In dat opzicht is er weinig veranderd. We moeten helaas concluderen dat dit terugdringen van de natuur ononderbroken en zelfs in toenemende mate tot in onze tijd voortduurt en steeds bedreigender vormen begint aan te nemen.

 

Marc Schreuder

Mei 2024

Laat een reactie achter

Opmerkingen moeten worden goedgekeurd voordat ze worden gepubliceerd